Bescherming tegen schuldeisers ten tijde van COVID-19: de regering biedt een (zeer) tijdelijke bescherming aan bedrijven in moeilijkheden
Op 24 april jl. werd het nieuwe KB nr. 15 betreffende de tijdelijke opschorting ten voordele van ondernemingen van uitvoeringsmaatregelen en andere maatregelen gedurende de COVID−19 crisis gepubliceerd.
Met het KB komt de regering opnieuw tegemoet aan de almaar grotere vraag van ondernemers om in bijkomende steunmaatregelen te voorzien om de nefaste gevolgen van de Covid-19 crisis te bekampen.
Er werd gekozen voor een wettelijke maatregel die algemeen van toepassing is op ondernemingen in de zin van Boek XX WER (gerechtelijke reorganisatie en faillissementen) die getroffen zijn door de gevolgen van de COVID−19 pandemie.
Het besluit streeft maar één oogmerk na: de continuïteit van onderneming tijdens de COVID-19 crisis.
In drie (van vijf) artikels voorziet het KB in verschillende beschermingsmaatregelen (artikel 1), een opschorting van de plicht tot aangifte van faillissement (artikel 2) en een stimulans tot kredietverlening aan ondernemingen (artikel 3).
*****
Tussen 24 april en 17 mei 2020 wordt een schuldenaar beschermd tegen zijn schuldeiser en dit voor zowel oude als nieuwe schulden. Een eventuele verlenging van deze bescherming is niet uitgesloten.
De regeling betekent een tijdelijk moratorium/opschorting waarbinnen schuldeisers geen bewarend of uitvoerend beslag kunnen leggen lastens hun debiteuren.
Slechts enkele uitzonderingen, zoals beslag op onroerend goed of op zee- en binnenschepen blijven nog mogelijk tijdens de opschorting.
Evenmin zal een schuldenaar nog in faillissement of gerechtelijke ontbinding gedagvaard kunnen worden.
Uiteraard kan een bedrijf dat zich in staat van faillissement acht, nog steeds vrijwillig aangifte van faillissement doen. De verplichting tijdig aangifte van faillissement te doen, op risico als bestuurder gesanctioneerd te worden, wordt evenwel tijdelijk bevroren.
Een onderneming die reeds voor de crisis werd toegelaten tot een procedure gerechtelijke reorganisatie (WCO), wordt eveneens uitstel van betaling verleend voor de volledige duur van de opschorting.
Het doel van continuïteit indachtig, zal het tijdens de opschorting evenmin mogelijk zijn lopende overeenkomsten met uw debiteur eenzijdig dan wel gerechtelijk te ontbinden ingevolge de wanbetaling van een geldschuld.
Arbeidsovereenkomsten worden expliciet uitgesloten van deze regeling.
Het voorgaande houdt evenwel geen vrijgeleide in voor ondernemingen en doet geen afbreuk aan de plicht tot betaling van de schulden. Meer nog, de debiteur wordt aangespoord de schulden binnen een zo kort mogelijke termijn te betalen.
Een belangrijke rol is tevens weggelegd voor de Voorzitter in de Ondernemingsrechtbank tot wie een schuldeiser zich kan richten met verzoek de bescherming van de opschorting geheel of gedeeltelijk aan een schuldenaar te ontnemen.
Tot slot worden ook kredietverleners gestimuleerd krediet te verlenen aan ondernemingen die door de crisis getroffen worden.
*****
Het KB verleent (financiële) ademruimte aan ondernemingen die gebukt gaan onder de COVID-19 crisis.
De opschorting is evenwel slechts tijdelijk en vele ondernemers zullen ook na de opschorting gehinderd worden door de crisis.
Wanneer zij vervolgens ook terug in het vizier komen van hun schuldeisers zou het KB weleens herleid kunnen worden tot slechts een uitstel van executie.
Deze tijdelijke maatregelen mogen dan ook geen aanleiding zijn om de langere termijn uit het oog te verliezen.
Ondernemingen die verwachten in de komende maanden in hun continuïteit bedreigd te zijn, kunnen overwegen aan de Rechtbank een bescherming te vragen in het kader van de Wet Continuïteit Ondernemingen.
Voor verdere toelichting en advies kan u zich richten tot Mr. Stéphane Van Moorleghem, Mr. Iwein Moorkens of Mr. Katrin Meerts.
27 april 2020