Cassatie fluit Antwerpse burgemeester terug
De burgemeester kan op grond van de artikelen 133 en 135, § 2, 1° Nieuwe Gemeentewet een tijdelijk bestuurlijk beslag bevelen op kosten van de bestuurder van een motorvoertuig dat een veilig en vlot verkeer op openbare wegen heeft verstoord of de veiligheid van voorbijgangers in gevaar heeft gebracht. Deze mogelijkheid wordt in meerdere steden en gemeenten aangegrepen om op te treden tegen ‘hufters’, bestuurders die door hun rijgedrag de veiligheid van andere weggebruikers ernstig in gevaar brengen.
Vaak is hieraan een reglement gekoppeld dat een retributie vestigt op deze inbeslagname van voertuigen. Deze retributie bestaat voor wat de Stad Antwerpen betreft uit twee delen: een forfaitair bedrag voor de inbeslagneming van het voertuig en een bewaarkost per dag.
Deze retributie is verschuldigd door de gebruiker van het voertuig op het moment van de inbeslagname. De houder van de nummerplaat en/of de eigenaar, dan wel bezitter van het voertuig, is de retributie verschuldigd indien de gebruiker in gebreke blijkt. De betaling is verschuldigd bij opheffing van de bestuurlijke inbeslagname en zolang de betaling niet voldaan is wordt het voertuig niet vrijgegeven.
Maar, de burgemeester van de Stad Antwerpen maakte nu de teruggave van het voertuig mede afhankelijk van een te volgen opleiding op eigen kosten.
In een arrest van 17 mei 2022 stelde het Hof van Cassatie dat de hiervoor genoemde bepalingen uit de Nieuwe Gemeentewet ‘niet toelaten dat de burgemeester bestraffend optreedt door de teruggave van het voertuig afhankelijk te maken (…) van het volgen op eigen kosten van een opleiding, zelfs niet als die beoogt de betrokkene aan te zetten tot een verkeersveiliger gedrag”.
Het Hof van Cassatie zag daarenboven ook graten in het retributiereglement dat voorziet in een forfaitaire begroting ervan. Volgens het Hof laten dezelfde bepalingen evenmin toe betaling te eisen van kosten voor takeling en opslag die de werkelijke kosten te buiten gaan.
Een dergelijke beslissing, zo stelt het Hof, dient wegens het ontbreken van een afdoende wettelijke grondslag, dan ook buiten toepassing te worden gelaten.
Bestuurlijke handhaving kent dus ook – gelukkig maar – wettelijke grenzen.
24 mei 2022