Volgappel in strafzaken
Grondwettelijk Hof zet onevenwicht recht

Partijen hebben in strafzaken 30 dagen om hoger beroep aan te tekenen tegen een vonnis (artikel 203 Sv.). Sinds de potpourri II-wet van 5 februari 2016 dienen de grieven tegen het bestreden vonnis reeds binnen deze termijn te worden aangegeven (artikel 204 Sv.).

Deze initiële beroepstermijn van 30 dagen geldt in principe voor zowel de beklaagde als het Openbaar Ministerie (en de burgerlijke partij). Het Openbaar Ministerie en de burgerlijke partij krijgen van de wetgever evenwel een bijkomende termijn van 10 dagen om hoger beroep aan te tekenen indien de beklaagde hoger beroep aantekende (te rekenen vanaf de dag na het hoger beroep van de beklaagde!).

 

Ratio van het volgappel

Eerder oordeelde het Grondwettelijk Hof al dat dit niet zonder redelijke verantwoording is voor wat betreft het Openbaar Ministerie (GwH 18 januari 2018, nr. 2/18). Deze bijkomende termijn heeft tot doel te vermijden dat een hoger beroep van de beklaagde die zijn grieven beperkt tot bepaalde gedeelten van het vonnis, de door het openbaar ministerie behartigde belangen schaadt. Die bijkomende termijn biedt het openbaar ministerie de mogelijkheid na te denken over de opportuniteit om hoger beroep in te stellen tegen gedeelten van het vonnis die in het hoger beroep van de beklaagde niet worden betwist.

 

Nu ook voor beklaagden

Een soortgelijke remedie tegen een op de valreep aangetekend hoger beroep van het Openbaar Ministerie, bestaat evenwel niet voor de beklaagde. Het Hof voegt hier aan toe dat beklaagden bovendien niet automatisch worden verwittigd van een hoger beroep van het Openbaar Ministerie, zodat zij vaak in het ongewisse blijven van zulk hoger beroep tot ze de dagvaarding voor het appelgerecht ontvangen…

Nochtans kan het ook voor hem aangewezen zijn hoger beroep aan te tekenen wanneer het hoger beroep van het OM maar beperkt is tot bepaalde gedeelten van het vonnis.
Dit werd op 6 juni 2019 als dusdanig ook erkend door het Grondwettelijk Hof. In antwoord op een prejudiciële vraag antwoordde het Hof:

“In zoverre het, wanneer de procureur des Konings tussen de twintigste en de dertigste dag van de beroepstermijn hoger beroep instelt tegen een op tegenspraak gewezen vonnis, niet voorziet in een analoge termijn voor de beklaagde, schendt artikel 203, § 1, van het Wetboek van strafvordering, in samenhang gelezen met artikel 204 van hetzelfde Wetboek, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens”

Het Hof vervolgt dat in afwachting van wetgevend optreden, de appelrechter deze ongelijkheid zelf kan remediëren door het hoger beroep van een beklaagde in deze gevallen ontvankelijk te verklaren indien het wordt aangetekend binnen de 10 dagen na het hoger beroep van het OM1.

Hou wel indachtig dat ook hier een grievenformulier vereist is.
U kan het volledige arrest hier raadplegen.

Pieter Tersago

 

1. Het Hof deed geen uitspraak over de vraag of die ongelijkheid geldt in geval van hoger beroep door de burgerlijke partij, aangezien dit niet dienstig was voor het concrete zaak. Het lijkt evenwel logisch dat de gedachtengang kan worden doorgetrokken en dat ook op burgerlijk vlak een volgappel mogelijk moet zijn voor de beklaagde.