De informatie en mededelingen die door Metis Advocaten op deze website worden aangeboden, kunnen Metis Advocaten op geen enkele manier verbinden en zijn louter informatief. Wij beogen juiste en precieze informatie te verstrekken, maar deze informatie kan niet beschouwd of gebruikt worden als advies m.b.t. een welbepaald probleem.

Metis Advocaten aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid wegens het aanwenden en toepassen van deze informatie en mededelingen zonder ter zake te zijn geraadpleegd.

Door naar de pagina’s op de website door te klikken en deze te bezoeken, verklaart de bezoeker expliciet voormelde bedingen te aanvaarden en te erkennen.

Cassatie is mild voor de gedetineerde die hoger beroep aantekent

Krachtens artikel 203, § 1, eerste lid, Wetboek van Strafvordering vervalt het recht van hoger beroep van een beklaagde indien de verklaring van hoger beroep niet is gedaan uiterlijk dertig dagen na de uitspraak van het vonnis.

Artikel 204 Wetboek van Strafvordering bepaalt dat een beklaagde op straffe van verval van het hoger beroep binnen deze termijn van 30 dagen evenzeer een grievenschrift moet indienen, dat nauwkeurig de grieven bevat die tegen het vonnis worden ingebracht.

Volgens de wil van de wetgever dient het appelgerecht, behoudens overmacht, in beginsel het hoger beroep vervallen te verklaren indien een beklaagde heeft nagelaten tijdig dit grievenschrift in te dienen.

Een gedetineerde zonder raadsman, die in de gevangenis hoger beroep aantekent en niet behoorlijk wordt ingelicht over deze bijkomende verplichting, zou hierdoor zijn beroep teloor zien gaan, op grond van deze formele verplichting van de wetgever.

Het Hof van Cassatie heeft in haar arrest van 20/10/2020 gesteld dat dit in strijd is met artikel 6.1 EVRM en het door die bepaling gewaarborgde recht van toegang tot de rechter met inbegrip van het daaruit afgeleide recht van de toegankelijkheid en de daadwerkelijkheid van een rechtsmiddel.

Het hoger beroep mag in die omstandigheden niet vervallen worden verklaard zonder vast te stellen dat de beklaagde betreffende die verplichting op enige wijze was ingelicht dan wel bijstand van een raadsman genoot.

Het Hof, in navolging van de rechtspraak van het Europees Hof, laat terecht het overdreven formalisme afwezig ten gunste van de niet geïnformeerde beklaagde.

9 december 2020